Niet de stropdassen en krijtstrepen, maar de baarden, sneakers en tatoeages moeten de Westerse economie gaan redden. Dat zegt professor Doug Williams in zijn boek ‘ The Flat White Economy’, waarin hij de hipster op het schild hijst. De brij van start-ups, e-commerce, marketing, koffiebarretjes en nicheshops hebben de Britse economie na de crisis een flinke impuls gegeven en doet dat ook nog eens op een duurzame en inventieve manier. Moet echt alle heil van de creatieve klasse komen? En hoe zit dat in Nederland?
Volgens Ed Cumming van de Britse krant The Observer mogen we met z’n allen best wat aardiger zijn voor de hipster. Ze werken misschien op de zenuwen – de stijlbewuste, frappuchino-minnende, fixie-rijdende twintigers en dertigers met hun MacBooks – maar ze zouden wel eens de redding van de stedelijke economie kunnen zijn. Williams becijfert dat er de laatste twee jaar in London zo’n 32.000 bedrijfjes zijn gestart door deze creatieve klasse. De ondernemingen hebben vaak iets te maken hebben met het internet. Om de e-commerce en marketinginitiatieven heen wemelt het van de hippe koffiezaakjes en nichewinkeltjes, die het zonder uitzonderingen goed doen en de buurten aantrekkelijk maken voor jonge mensen. In 2012 was de ‘flat white economy’, zoals hij de sector noemt, goed voor 7,6 procent van het Bruto Nationaal Product; hij voorspelt dat het in 2025 zo’n 16 procent zal zijn, waarmee de sector de grootste wordt in het Verenigd Koninkrijk.
De mores van het hippe volkje is daarnaast ook nog eens prijzenswaardig volgens Williams. Ze dragen tweedehands kleding, denken na over hun voedselconsumptie, hebben duurzaamheid hoog in het vaandel staan en reizen vaak per fiets. Deze waarden staan nogal in contrast met die van de financiële wereld, waar het kortetermijndenken en de graaicultuur nog steeds heersen. De financiële sector heeft daarbij afgedaan als heilbrenger voor de economie na de crisis, waarmee we hebben volgens hem des te meer reden om de creatieven ruim baan te geven.
Van industrieel naar cultureel
Het was ooit de industrie die zorgde voor werkgelegenheid in de steden, maar in de jaren 80 verdween de industrie naar Azië en kwam (onder andere) de financiële dienstverlening, de juridische dienstverlening, de consultancy en de vastgoed-gerelateerde bedrijvigheid daarvoor in de plaats. Dat gebeurde niet in elke stad. De ‘geavanceerde producentendiensten’ clusterden zich vooral in steden die qua infrastructuur al een voorsprong hadden op de andere steden. Amsterdam is hiervan een voorbeeld, die als global city een spil in het mondiale economische verkeer is en steevast binnen de top tien van de belangrijkste wereldsteden staat als het gaat om economische roulatie.
De overgang van de postindustriële steden naar een op diensten gefundeerde economie was niet alleen nieuws voor hoger opgeleiden. De sociologe Saskia Sassen liet zien dat de geavanceerde producentendiensten logischerwijs veel hoogopgeleid personeel aantrekken (juristen, bankiers, accountants) maar ook veel laagopgeleid personeel, die het werk van de hoogopgeleiden faciliteren. Het gaat hierbij om schoonmakers, beveiligers, cateraars, enzovoort.
Toen kwam de bankencrisis in 2008. De werkgelegenheid die de financiële sector met zich meebracht verdween voor een aanzienlijk deel. Nu, zeven jaar later, is het maar de vraag of deze ooit terugkomt. Door automatisering en bezuinigingen lijkt een structureel herstel naar de arbeidsvraag ver weg, zo niet irreëel. Dat is ook voor de laagopgeleiden slecht nieuws. Zij kunnen niet meer meeliften op de vraag naar hoogopgeleid personeel. De werkloosheid onder laagopgeleiden binnen steden als Amsterdam is nu vergelijkbaar met postindustriële steden die altijd al kampten met een hoge werkloosheid onder laagopgeleiden, zo blijkt uit onderzoek van de Nederlandse socioloog Jeroen van der Waal.
Van der Waal onderzocht of een groter aandeel creatieven de werkgelegenheid in de steden heeft kunnen opvangen zoals dat in London gebeurde. Dat valt nogal tegen, is zijn conclusie: het aandeel creatieven heeft geen zichtbaar effect op de werkloosheid in de Nederlandse steden. Wel is het zo dat Europese steden met een rijk cultureel aanbod en een hoog aandeel creatieven het na de crisis over het algemeen economisch een stuk beter doen dan steden waar geen cultureel klimaat heerst.
Het tijdschrift Cities wijdde onlangs een themanummer aan dit onderwerp: Creative Cities after the Fall of Finance. Stedelijk beleid zou in moeten zetten op het creëren van een positief cultureel klimaat om de creatieve klasse aan te trekken, zo luidt het advies. Van der Waal concludeert voorzichtig dat het de moeite van het proberen waard is. Geloofwaardige alternatieven zijn er niet echt, en er zijn enkele voorbeelden die laten zien dat de creatieve klasse inderdaad economische voorspoed kan brengen, zoals de Spaanse stad Bilbao. De postindustriële stad heeft haar industriële erfenis om weten te buigen naar een aantrekkelijk cultureel klimaat, waar veel creatieven zich graag aan verbinden.
Ons eigen Silicon Valley
In Nederland is het met name Amsterdam waar de creatieve sector floreert. Ook hier springen start-ups als paddenstoelen uit de grond. De politiek stimuleert deze ontwikkeling maar al te graag: minister Henk Kamp (Economische Zaken) wil Amsterdam dé broedplaats van start-ups maken en het oude Marineterrein op het eiland Kattenburg is dan ook aangewezen als ‘start-updelta’. Hier komt ons eigen Sillicon Valley, vanaf waar Hollandse pioniers de wereldmarkt mogen bestormen met hun revolutionaire ideeën.
Er is vorig jaar zo’n 500 miljoen in Nederlandse startups gestoken door investeerders, dus het lijkt er op alsof de creatieve sector ook hier een glansrol kan spelen. Het is alleen de vraag voor wie de economische groei uiteindelijk geld: heeft de hele samenleving baat van de creatieve sector, of is het maar een kleine groep? En zijn de ideeën van de creatieven nou echt zo revolutionair?
Nog meer koffiezaakjes
Er zijn een aantal kanttekeningen te maken. Een stad als Amsterdam is al jaren een aantrekkelijke stad voor hippe hogeropgeleiden, dat is niet in elke stad het geval. Steden die zich nog niet helemaal hebben ontdaan van hun industriële karakter, zoals Tilburg, zijn niet erg interessant voor creatieven. Het is moeilijk voor te stellen dat elk stedelijk gebied succesvol in kan zetten op een bloei van de creatieve sector.
De opkomst van een creatieve klasse heeft daarnaast niet alleen maar voordelen. In Amsterdam leidt de concentratie van de creatieven en jonge hogeropgeleiden binnen de ring en Amsterdam-Noord tot sterke gentrificatie (lees hier een stuk over dit onderwerp in Het Parool). Socioloog Jan Rath concludeert dat een sociale mix van Amsterdammers ver te zoeken is: elk leegstaand hoekpand binnen een oude volksbuurt wordt vliegensvlug omgetoverd in een koffiebar. Hippe en goedverdienende jongeren trekken er vervolgens naartoe waardoor steeds meer buurten onbetaalbaar worden voor mensen met lagere inkomens. Deze ‘verhipstering’ is een teken van economische voorspoed, maar kent ook buitenstaanders. ‘Het is een ontwikkeling waar de mensen die niet hip, cool en hoogopgeleid zijn niet of nauwelijks van profiteren’, aldus Rath in Het Parool.
Hij ziet nog een ander, ironisch gevaar: de hipsters zijn wegbereiders voor mensen met het grote geld. De panden in oude volksbuurten zullen zoveel waard worden dat ze steeds minder toegankelijk worden, ook voor de mensen die de buurt hip hebben gemaakt. Uiteindelijk zal de stad alleen nog maar worden bewoond door succesvolle, rijke mensen en wordt de rest weggedreven.
Daarnaast kun je je afvragen wat nieuwe creatieve klasse werkelijk toegevoegd. Williams ziet de waarden van de creatieve klasse als bonafide, maar veel internetbedrijfjes doen weinig anders dan het vergroten en vergemakkelijken van consumentisme, zoals Rutger Bregman van De Correspondent onlangs in een column betoogde.
Welbeschouwd lijkt het enthousiasme van Williams daarmee iets te overdreven. Dat de ‘flat white economy’ een gunstige ontwikkeling is, zal iedereen met hem eens zijn. Dat de mensen in deze sector een welkom alternatief bieden op de financiële sector ook. Maar lang niet iedereen past in deze sector, en de eventuele groei van deze klasse zal zich niet verbreden tot de gehele samenleving. Sommige mensen houden gewoon van zwarte filterkoffie zonder fratsen, op het eind van de rit.